Maandag 4 februari treffen we elkaar in de ochtend aan de keukentafel van Dick en Rietje. Per locatie kijken we naar de mogelijkheden. We startten met de Albert Cuyp en vervolgens de andere vier locaties. Het is zaak om zoveel mogelijk opties te verzamelen. Eigenlijk laat ik vrij snel de Albert Cuyp open staan. Dit is de bonus-locatie waar je bijna iedereen langs kunt laten komen.
Tegelijk leer ik Dick en Rietje beter kennen. Ze vertellen waar ze allebei zijn opgegroeid. Rietje vertelde over Jordaan waar ze tot haar 12e op de Egelantiersgracht woonde en het leven zich grotendeels op straat afspeelde. Ik zie taferelen voor me die Helen Levitt zo mooi fotografeerde in het New York van de jaren veertig. Rietje verteld over de moeders die uit het raam hingen, de muzikanten uit Volendam die op straat speelden en de wasteil die de straat op ging bij mooi weer.
Dick is opgegroeid in de buurt van de Rapenburg in Amsterdam en herkende de dingen die Rietje verteld. Het is interessant om te weten dat ze ook een tijd lang met hun kinderen in de Bijlmer hebben gewoond en nu al weer een kleine dertig jaar in Amsterdam Nieuw Sloten wonen.
Ze zijn beiden dus in hartje Amsterdam opgegroeid, maar hebben heel wat vrienden en familie zien uitwaaieren over de regio en wonen zelf ook het grootste gedeelte van hun leven buiten de ring. Alleen die Albert Cuyp is altijd gebleven. Voor regiobanden vind ik het wel mooi dat ik start met twee geboren en getogen Amsterdammers.
Wanneer ik thuis de aantekeningen uit werk zijn er twee personen die ik besluit te benaderen. Ik heb het vermoeden dat ik via hen wellicht ook weer verder kom.
En o ja, ik heb aan het einde van m’n bezoek ook even alvast wat foto’s van hun woning gemaakt. Dat brengt mij direct ook op iets wat vaker terug gaat komen; moet ik elke keer laten zien wat voor een locatie het is? Want hoe laat je bijvoorbeeld zien dat iemand in Nieuw-Sloten woont? Of kan ik soms ook juist meer inzoomen op details?